De norm is van toepassing op alle handschoenen en andere handbeschermingsmiddelen die ontworpen zijn om de hand of een deel van de hand te beschermen tegen hitte en/of vuur in één of meer van de volgende vormen: vlammen, contactwarmte, convectieve warmte, stralingswarmte, kleine spetters gesmolten metaal en grote hoeveelheden vloeibaar metaal.
XBCDEF
Dit product heeft een gelimiteerde prestatieclaim tav vlamverspreiding.
ABCDEF
Dit product heeft een gelimiteerde prestatieclaim t.a.v. vlamverspreiding (tenminste level 1).
Prestatieniveau | ||||
---|---|---|---|---|
1 | 2 | 3 | 4 | |
A. Beperkte vlamverspreiding Vlamblootstellingstijd (s) / Nagloeitijd (s) | ≤ 15 /- | ≤ 10 / ≤ 120 | ≤ 3 / ≤ 25 | ≤ 2 /≤ 5 |
B. Contactwarmte Contacttemperatuur (°C) / Drempeltijd (s) | 100 / ≤ 15 | 250 / ≤ 15 | 350 / ≤ 15 | 500 / ≤ 15 |
C. Convectieve warmte Warmteoverdrachtsindex HTI (s) | ≥4 | ≥7 | ≥ 10 | ≥ 18 |
D. Stralingswarmte Warmteoverdracht t24 (s) | ≥7 | ≥ 20 | ≥ 50 | ≥ 95 |
E. Kleine spetters gesmolten metaal Aantal spetters | ≥ 10 | ≥ 15 | ≥ 25 | ≥ 35 |
F. Grote hoeveelheden gesmolten metaal Gesmolten metaal (g) | 30 | 60 | 120 | 200 |
Beperkte vlamverspreiding (A)
Deze proef bepaalt de vlamblootstellingstijd of nagloeitijd. Het oppervlak van de binnenste laag van de handschoen moet worden gecontroleerd. Het mag geen tekenen van smelten vertonen. Op geen enkele plaats in het geteste gebied mag zich een gat bevinden. De naad mag na afloop van de brandtijd niet opengaan.
Contactwarmte (B)
Tijdens de proef wordt de opwarming van het binnenoppervlak gecontroleerd door het buitenoppervlak te verwarmen (contactwarmte). De drempeltijd is 15 seconden met een maximale stijging van 10 °C. Bij een prestatieniveau 3 of 4 voor contactwarmte moet de proef voor de beperkte vlamvorming worden uitgevoerd en ten minste prestatieniveau 3 bereiken.
De proef geeft het beschermende effect van de handschoen weer bij direct contact met warme/hete voorwerpen. Het buitenmateriaal kan echter tijdens de proef beschadigd raken.
De binnenste laag van de handschoen mag geen tekenen van smelten of gatvorming vertonen.
Convectieve warmte (C)
De warmteoverdrachtsindex (HTI) wordt bepaald. Hiervoor worden de handpalm en de rug van de hand blootgesteld aan convectieve warmte (testmethode volgens EN ISO 9151:2016)
Stralingswarmte (D)
De warmteoverdracht van stralingswarmte wordt gemeten in tijd (t). Hiervoor wordt het handbeschermingsmateriaal gebruikt zonder versterkingen.
Kleine spetters gesmolten metaal (E)
Tijdens de proef moet het aantal druppels dat leidt tot een temperatuurstijging van 40 °C overeenkomen met de prestatiewaarde. De prestatiewaarde komt overeen met een respectief aantal druppels.
De buitenste en binnenste lagen van de handschoen mogen geen tekenen van smelten of gatvorming vertonen.
Grote hoeveelheden gesmolten metaal (F)
Tijdens de proef mag een huidsimulatie geen afvlakking of andere veranderingen van het reliëfoppervlak vertonen wanneer de beschermende handschoen aan een passende hoeveelheid vloeibaar ijzer wordt blootgesteld. De hoeveelheid vloeibaar ijzer wordt bepaald door de prestatie-index.
Materiaal en materiaalcombinaties die tijdens de proef ontbranden, voldoen niet aan de eisen van deze proef.